De laatste aardewerkfreak uit Makkum


EEUWIG LEVEN


PIETER JAN TICHELAAR (1928-2020)

Pieter Jan Tichelaar (1928-2020): de laatste aardewerkfreak uit Makkum

Het duurde even voor ondernemer Pieter Jan Tichelaar zijn passie voor aardewerk ontwikkelde. Ze leidde tot standaardwerken en een proefschrift.

Pieter-Jan Tichelaar



‘Een onconventionele man’, noemt zijn zoon Jan-Pieter Tichelaar zijn vader die hij in 1985 opvolgde als directeur van de toen al meer dan driehonderd jaar oude Koninklijke Makkummer Aardewerk- en Tegelfabriek.
Pieter Jan Tichelaar was geen doorsnee ondernemer. Hij was een slimme pr-man, een bevlogen historicus en aardewerkfreak. Een man zonder opsmuk, zoals vrienden hem noemen.
In 2004 promoveerde hij op 77-jarige leeftijd in Nijmegen op een proefschrift over Fries aardewerk. Hij maakte de hoogtijdagen mee van het Delftse en Friese aardewerk, waarvan de vazen toentertijd het zware eikenhouten meubilair in de Nederlandse huishoudens sierden en de tegeltjes de keukenwanden bedekten.
Onder zijn leiding groeide het bedrijf van 40 naar 120 werknemers. Liefst 200 winkels, waaronder Focke & Meltzer, verkochten exclusief het aardewerk uit Makkum.
Maar begin jaren tachtig maakte hij ook nog de periode mee dat het sieraardewerk uit de mode raakte. ‘De nieuwe generatie kocht de borden bij Ikea. En als het kapot was, werd een nieuwe gekocht’, zegt Jan-Pieter die bij de opvolging van zijn vader de bakens verzette. Uiteindelijk zou hij zelf in 2014 ook uit het bedrijf stappen. Nu werkt hij als directeur bij een meubelbedrijf in de Achterhoek.
Zijn vader Pieter Jan Tichelaar overleed 25 augustus in zijn geboorteplaats Makkum. Drie kinderen uit zijn eerste huwelijk overleven Tichelaar.
Pieter Jan werd geboren in een gezin met drie oudere zussen. Hij was al jong voorbestemd om als de elfde generatie in het familiebedrijf te treden. Omdat de HBS in Harlingen tijdens de oorlog werd gesloten kreeg hij een diploma cadeau waarmee hij chemische technologie kon gaan studeren aan de toenmalige Technische Hogeschool in Delft.
Hij was een flierefluiter die elf jaar over zijn studie deed, ook omdat hij in Delft zeer actief was in het studentenleven. In 1959 kwam hij eindelijk toch in het familiebedrijf en vier jaar later volgde hij zijn vader op. Pas toen ging hij zich interesseren voor aardewerk en de speciale Delftse majolicatechniek waarbij gebakken klei met een witte dekkende tinglazuurlaag werd beschilderd en opnieuw gebakken.
Het werd uiteindelijk een passie van hem. Hij werd een pleitbezorger voor de hele branche. Van 1974 tot 1978 was hij voorzitter van de toenmalige Algemene Vergadering van Aardewerkfabrikanten. Hij opende met keramist/kunstenaar Jan van der Vaart een galerie in Amsterdam. Ook voor het dorp Makkum was hij van groot belang. ‘Hij kocht monumentele panden daar op en liet ze restaureren. Niet om er financieel beter van te worden, maar omdat hij het uit historisch oogpunt belangrijk vond’, zegt zijn zoon.
Uiteindelijk schonk hij de zogenoemde ‘gleijbakkers’-huizen in Makkum aan de vereniging Hendrick de Keyser. Hij schreef een aantal standaardwerken over Harlinger, Makkumer en Bolswarder aardewerkfabrieken.
In het bedrijfsbelang keek hij ook al naar andere activiteiten, zoals het glazuren van dakpannen. Hij kocht een een bedrijfje dat rietvorsten voor de nokken van rieten daken produceerde. Hiermee legde hij het fundament voor het huidige Koninklijke Tichelaar. Hij was na zijn pensioen ook enige tijd interim -manager bij steenfabriek Daams in Tolkamer (Lobith).
De huidige directeur Jan Kok noemt Pieter Jan Tichelaar een flamboyante man die ontzettend veel gedaan heeft voor het vastleggen van de geschiedenis van het aardewerk.


Bron: de Volkskrant